Frederik II
Frederik II (1194 – 1250) Duits koning van 1212 tot 1250 en keizer
van 1220 tot 1250.
Toen zijn vader in 1197 overleed, vertrouwde zijn moeder de voogdij
toe aan paus Innocentius III over haar zoon, die reeds in 1198 koning
van Sicilië was geworden.
De paus waakte over het bestuur en koos een vrouw voor de 13-jarige
koning: de weduwe van de Hongaarse koning en zuster van de koning van
Aragon.
Innocentius III droeg in 1208 het bestuur over Sicilië aan Frederik
over en wist een aantal vorsten over te halen om Frederik tot Duits
koning te verkiezen. Sinds 1215 deed Frederik herhaaldelijk de belofte
een kruistocht te ondernemen en hij haalde de paus over hem tot keizer
te kronen (1221).
Frederik II (ook wel Stupor Mundi, ‘Hij die de wereld versteld doet
staan’, genoemd) bezat een scherp verstand. Vroeg wees, aangevallen
door hardnekkige vijanden en omringd door ‘beschermers’, was hij
wantrouwig en listig geworden. Hij was realist, wilskrachtig,
ambitieus en hardvochtig. Zijn doel was de keizerlijke heerschappij
over Het Duitse rijk en Italië. Zijn opvoeding in Sicilië en zijn
omgang met mensen van allerlei talen, rassen en godsdiensten hadden
hem sceptisch gemaakt ten opzichte van het christelijk geloof; hij was
levensgenieter, onderlegd in wetenschappen en kunsten.
Hij schreef enkele balladen en een boek over de kunst met vogels te
jagen (De arte venandi cum avibus). Beroemd was zijn collectie
exotische dieren.
|