Gwijde van Dampierre

Tweede zoon van Margaretha II en Willem van Dampierre; hij huwde in 1246 met Mathildis van Béthune en Dendermonde (" ? - ^ 08.11.1263); hij hertrouwde in 1265 met Isabella van Luxemburg (" ? - ^ 09.1298, dochter van  graaf Hendrik V van Luxemburg en Namen; hij zegde zijn leenheer,  koning Filips IV van Frankrijk, in 1297 de leentrouw op en sloot een verbond met de Klauwaerts (de ambachtsgilden), die zijn partij kozen; de Fransen konden rekenen op steun van het stedelijk patriciaat, de Leliaerts, en bezetten in 1300 geheel Vlaanderen; in mei 1302 kwamen de Klauwaerts in opstand in Brugge (de Brugse metten) en versloegen ze de Fransen op 11.07.1302 in de Guldensporenslag; hij stierf in Franse gevangenschap

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

De Guldensporenslag

De op 11 juli 1302 geleverde slag op de Groeningekouter bij Kortijk, tussen het Franse ridderleger en de rebellerende Vlamingen, is het militaire hoogtepunt in de Vlaamse strijd tegen de pogingen van de Franse koningen om Vlaanderen bij hun kroondomein te annexeren. Dit laatste lukte Filips IV (1285-1314) die in 1300 Jacques de Châtillon aanstelde als landvoogd. Graaf Gwijde van Dampierre (1278-1305) gaf zichzelf en zijn twee zonen Gwijde (van Namen) en Jan in gevangenschap aan de Franse koning.
De torenhoge schulden die het graafschap had bij de Franse koning, en de tweedeling binnen de bevolking in Fransgezinde leliaards en anti-Franse klauwaards, zorgden voor onrust, zeker bij de ambachtslieden in de steden. Maar niet iedereen was ontevreden. Patriciërs sponnen garen bij de bestaande situatie, en de stad Gent gaf in 1302 geen gehoor aan de opstand.
Het is een misvatting om te denken dat de opstand een door het hele graafschap gedragen uiting van nationaal, Vlaams gevoel was.

De opstand begon op 18 mei 1302, toen in Brugge een aantal door de Fransen verbannen stedelingen terugkeerden en het aldaar verblijvende Frans-Vlaamse leger overvielen met de strijdkreet 'schild ende vriend'. Franse ridders konden dit niet correct uitspreken, en zo was duidelijk wie de vijanden waren. Deze gebeurtenis staat tegenwoordig bekend als de 'Brugse Metten'. Vijftien dagen later trokken de opstandelingen onder leiding van Willem van Gulik, kleinzoon van graaf Gwijde, en Pieter de Coninc, een welsprekend wever, langs de Vlaamse kust. Gwijde van Namen besloot met een leger naar Brugge op te trekken om Vlaanderen te bevrijden. Op 23 juni bereikte hij Kortrijk, drie dagen later voegde het leger van Willem van Gulik zich bij dat van Gwijde. De Franse koning had inmiddels een strafexpeditie naar Vlaanderen gezonden onder leiding van de graaf Robrecht II van Artesië, die werd gezien als de beste Franse ridder van zijn tijd.
Voorzichtig kan gesteld worden dat beide legers rond de 10.000 man telden. Maar het Franse leger bestond hoofdzakelijk uit zwaar gepantserde ridders met hun gevolg, terwijl aan Vlaamse zijde voornamelijk ambachtslieden te voet de gelederen vulden. Op 9 en 10 juli trachtten de Fransen vergeefs de stad te bestormen; uiteindelijk kwam het op 11 juli tot een treffen op open terrein. Tot de Guldensporenslag gold de vuistregel dat een bereden man het kon opnemen tegen tien infanteristen; het zag er dus naar uit dat de Franse ridders in het voordeel waren. De tactisch juist gekozen posities van het Vlaamse leger, tussen beekjes en op drassige grond die de Franse strijdrossen het springen bemoeilijkte, en de stevige wapens van de Vlamingen brachten hun uiteindelijk de overwinning. Met name Jan van Renesse (? 1304), leider van de Vlaams gezinde anti-Hollandse partij in Zeeland, wist de Franse aanvallen af te slaan. Robrecht II sneuvelde door de goedendags van de Vlamingen en het Franse leger sloeg op de vlucht. De opstandelingen achtervolgden hen om hen te doden, niet wetende dat het gewoonte was een ridder gevangen te nemen en losgeld voor hem te vragen.

Van de oorlogsbuit werden vergulde riddersporen, banieren en wimpels als trofeeën opgehangen in de Onze Lieve Vrouwekerk te Kortrijk. Tachtig jaar later werd opgetekend dat er 500 paar gulden sporen werden bewaard na deze 'Guldensporenslag', maar dit aantal is waarschijnlijk overdreven. Een onbekend kunstenaar heeft later de belangrijkste gebeurtenissen van 1302 gegraveerd op een houten kist, die wordt bewaard in New College binnen de universiteit van Oxford.